De Sjores al sinds 1982 springlevend
De Sjores al sinds 1982 springlevend
Alle mensen die al wat langer bij “De Sjores” betrokken zijn, kennen hun klassieken. Ze weten dat we met zeven enthousiastelingen begonnen zijn. Ze weten dat het, wat blazers betreft, om Ome Leon (klarinet), Ome Jos (ventieltrombon), Paul de Blok (trompet of bugel) en Peter de Blok (piston ) ging. In het programmaboekje van het 10-jarig bestaan stond er ook een artikeltje over die begintijd, en in vele krantenartikelen heeft er van alles gestaan over de eerste schreden. Dus alle lezers van dit mooie boekwerk weten ook dat de drie slagwerkers (slagers was een betere benaming geweest) Louis d´Hooghe, Jan Blanckaert en Eddy van Driessche waren. Maar wat jullie waarschijnlijk nooit verteld is, is het volgende.
De vier blazers, zie boven, waren net iets meer muzikant dan de slagwerkers. Dat was ook niet moeilijk, want de slagwerkers waren 0 % muzikant. Bij de eerste repetities wilden de blazers er de slagwerkers niet bijhebben. Ze dachten uiteraard dat ze daar veel te veel door afgeleid zouden worden. Je kunt je de eerste reactie van Louis misschien wel voor de geest toveren, hij vond die blazers maar “een stelletje dikke nekken”. Maar ome Leon had toentertijd de regie, en zoals een goed “Van Hoof” betaamt, was ook hij onvermurwbaar. De ongeduldige slagwerkers moesten op de reservebank plaatsnemen en zouden wel horen wanneer ze gewenst waren.
Na een tijdje repeteren op “Mannekes van plezier” en “De klok van Arnemuiden” waren de blazers ervan overtuigd dat 50 % van het publiek, zonder voorzeggen, de titel van het deuntje zou kunnen raden als het door hen gespeeld zou worden. En dat was een statistische voorspelling uit het tijdperk vóór Maurice de Hondt. Maar de blazers hadden buiten het slagwerk gerekend. Na verloop van tijd kreeg deze groep namelijk hun oproep te verschijnen voor het presidium der muzikalen. Opgetogen zakten zij af naar Heikant. Daar aangekomen spande Louis zijn trommel nonchalant op, na elke twee touwen even kritisch naar het geluid zijner trommel luisterend om, gelijk een volleerd “touwslager”, door te gaan met zijn opspanwerk. Zijn witte manen reikten parmantig richting de boomtoppen en hij had die blik in zijn ogen van: “ik zal ze ´ns wat laten meemaken, die ……………”. Eddy probeerde angstvallig te verbergen dat hij eigenlijk niet goed wist hoe het geleende standaardje, alwaar de snarentrommel opgezet diende te worden, moest worden opgezet, maar met behulp van zijn iets technischere zwager, lukte dat. De snarentrommel stond weliswaar los, maar het stond op de standaard. Jan was sneller klaar met zijn instrument. Hij stak zijn handen fluks door de bekkenhengsels en keek wat verveeld rond naar al die plichtplegingen die muzikanten zich veroorloven voordat ze eindelijk eens beginnen, de leek meestal imponerend met een scala aan handelingen die door Desmond Morris “oversprongbewegingen” genoemd worden.
Ome Leon legde uit dat hij eerst in een bepaald tempo een bepaald aantal tellen vooraf zou doen, waarna wij geacht werden tegelijkertijd het te spelen stuk aan te vangen; geconcentreerd wachtte ieder af. Ook Paul de Blok praatte zelfs even niet. Na de tellen van ome Leon pakten we zeer serieus ons karwei op. Ieder had zo zijn eigen voorstelling gemaakt van het tempo waarin gespeeld diende te worden en wat bleek, dat waren zeven verschillende voorstellingen, het leek de LPF wel. Louis ging met veel armgezwaai en zwierige bewegingen zijn trommelvel te lijf, en leek meer aandacht te hebben voor het esthetische van zijn bewegingen en de houding hoe hij er bijzat dan dat hij oor had voor het tempo, niet beseffend dat hij eigenlijk de motor van dit orkest moest zijn. Jan had zich voorgenomen met een scheel oog naar Louis te kijken en in diens ritme mee te gaan. Maar probeer maar eens met twee bekkens zo te zwieren als dat Louis met zijn ene stok deed. Het resultaat laat zich raden, Jan liep ofwel net iets voor ofwel net iets achter op Louis, hetgeen Jan enkele afkeurende blikken van ome Leon opleverden. Eddy dacht waarschijnlijk: mijn pit is tamboer geweest, mijn onkel is het nog steeds, dus het is een aangeboren talent. Niet dus. Veel te hard werd het geleende vel gegeseld, zich helemaal concentrerend op die ene roffel die er na vijfhonderd keer toch wel eens vloeiend uit zou moeten komen. De blazers keken overmatig serieus op een blaadje waar wat notennamen opgeschreven stonden in begrijpelijke lettertaal. Zo was ieder leuk voor zichzelf begonnen en als ome Leon niet na enkele minuten iedereen hard tot de orde had geroepen, waren we zo waarschijnlijk de eerste repetitie ook samen beëindigd: “samen voor ons eigen”.
Ome Leon probeerde daarna diplomatiek uit te leggen dat we ook zouden kunnen luisteren naar elkaar tijdens het spelen en er werd een handdoek op de kleine trom gelegd. Niet dat Eddy te hard sloeg, nee,……., “maar met zo´n kleine blazerbezetting kon de trommel niet op volle sterkte beroerd worden.” En wie durft er nou nog te zeggen dat ze bij de politie niks leerden ??
Zo modderden we een tijdje door, en waren we rond tien uur toe aan een pint en de hamvraag: durven wij hiermee op de reünie voor de dag te komen ?? We liepen de acts eens langs die bij afgelopen reünies gepresenteerd waren en besloten al snel dat het moest kunnen, er waren al zottere presentaties geweest. Diep in ons binnenste was dat natuurlijk niet de echte reden, nee, we vonden het veel te leuk om te doen, zelf “muziek maken”, met daarna een goed glas bier, wat hapjes en sterke verhalen. En alles gelegaliseerd ten opzichte van de vrouwelijke achterbannen, mooier kon niet. En voor die ene reünie was het toch leuk, er waren nog nooit echte instrumenten bespeeld. “Laten we het maar proberen” was het devies, “maar laten we nu eerst de glazen nog eens bijvullen, want dan durven we nog meer”.
Op die avond realiseerden we ons niet dat we met Sjores veel applaus zouden oogsten in Michelstadt, dat we ooit een volle tribune Brugge-supporters bij Beveren zouden laten meezingen op “De Vlieger”, dat we 17.000 gulden zouden ophalen voor “Redt de Basiliek” of dat we een “Night of the Klomps” zouden organiseren. Maar belangrijker dan dat was voor velen toch de saamhorigheid en gezelligheid aantreffen die ook onlosmakelijk met Sjores verbonden is. De aanzet is gegeven door mannen als ome Leon, ome Jos, Louis en Paul en die estafettestok wordt nog steeds doorgegeven. Hopelijk blijft die stok nog een behoorlijke tijd in ons midden en blijven we hem doorgeven. Nieuwe initiatieven zijn er genoeg, er wordt “werm gebloaze”, gehockeyd, vrouwenverwendagen georganiseerd, gefietst tegen windkrachtje 6, en noem maar op. De Sjores is al sinds 1982 springlevend.
Contact opnemen
Sjores Ambras Band boeken voor uw feest of evenement? Stuur dan een
mailtje naar: boekingen@sjoresambrasband.nl